ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS
__________
Hans Theys
Eetbare mayonnaise
Dertig vragen voor Rogier Van der Weyden
Enkele jaren geleden maakte ik kennis met de restauratrice Irene Glanzer, die samen met Elisabeth Bracht en Louise Wijnberg het schilderij Cathedra (1951) van Barnett Newman restaureerde voor het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ze vertelde dat niemand weet welke penselen deze kunstenaar gebruikte en dat vooraanstaande restauratrices zoals Carol Mancusi-Ungaro (Whitney Museum en Harvard) zich deze dagen bezighouden met het zo nauwgezet mogelijk interviewen van kunstenaars om zoveel mogelijk informatie over hun werkwijze te vergaren voor overlijden.
Dit hoopvolle bericht herinnerde mij aan de verzuchting van Claude Lévi-Strauss dat hij wel wist welke vragen zijn voorgangers hadden moeten stellen aan de Amerikanen die hem op dat moment omringden, maar dat hij zich niet kon voorstellen welke vragen hij zelf kon stellen om de nieuwsgierigheid van zijn navolgers te bevredigen. Zo kwam ik op het idee drie kenners van het werk van Rogier Van der Weyden uit te nodigen om voor ons op schrift te stellen welke tien vragen ze hem zouden stellen als hij vandaag op miraculeuze wijze tot leven kwam. Zoals ik had verwacht, maar niet zonder mij te verrukken, hadden ze alle drie verschillende vragen. Ik hoop dat u er even veel plezier aan beleeft als ik.
Een van deze drie kenners, Lorne Campbell, publiceerde in 1974 een prachtig boek over Rogier Van der Weyden, dat mij tot tranen toe geroerd heeft, toen ik het in een trein van Brussel naar Antwerpen traag en ademloos doorbladerde en gretig las. Het meest ontroerende, voor mij, was te zien hoe hij uit de schilderijen vrouwengezichten isoleerde en uitvergrootte, alsof de afgebeelde personen mensen waren die hij kende. In dit ontroerende boek schrijft Campbell dat Rogier de neuzen van zijn personages kunstmatig verlengde, omdat dit hen een vromer uitzicht gaf. Ik had het Antwerpse station echter nog maar pas verlaten, toen ik een vrouw ontmoette met precies zo’n lange, vrome neus als de dames en heren op Rogiers schilderijen. Ik maakte een foto van de dame in kwestie en mailde de foto, zonder bijschrift, naar Londen.
‘I know,’ schreef Campbell enkele uren later terug, ‘I have seen hundreds of them in Britain as well.’
Dirk De Vos
1. Ik had u onmiddellijk herkend toen ik u stond op te wachten in het Centraal Station van Brussel door een latere portrettekening, gemaakt naar een schilderij dat dus wel degelijk uw trekken weergeeft. Ik vermoed dat het geen zelfportret is. Wie was de schilder van dat portret dat helaas verloren is gegaan?
2. Was Robert Campin uw leermeester?
3. Hoe komt het dat uw schilderijen onderling zo verschillen in de afwerking en in de grote formaten zelfs ronduit zwakke partijen vertonen, excuus voor deze onbeschaamde vraag die niet als kritiek is bedoeld?
4. Is het waar dat u Jan van Eyck persoonlijk hebt gekend en was hij van een oudere generatie?
5. Was uw vrouw Elisabeth, wier moeder een Van Stockhem was, soms niet de nicht van Ysabiel de Stoquain, duidelijk een verfransing van Van Stockhem, die getrouwd was met Robert Campin?
6. Is de tekening die allusie maakt op de ‘Scupstoel’ en die het enige nog bewaarde ontwerp is van een reeks satirische gebeeldhouwde kapitelen op de benedenverdieping van het stadhuis van Brussel, wel degelijk van uw hand?
7. Ik wil u geen hartaanval bezorgen, maar waren de vier Gerechtigheidstaferelen, die in 1695 onder een Frans bombardement van het stadhuis in Brussel in de vlammen opgingen, een opdracht die u definitief uit Doornik wegtrok doordat Brussel u naar aanleiding hiervan als stadsschilder aanstelde?
8. Was de verf die u gebruikte verdunbaar met water, ook als ze gebonden was met olie (wij noemen dat een emulsie), een beetje zoals thans onze mayonaise? Maar misschien kende u al eetbare mayonaise?
9. Wanneer u iemand portretteerde, neem ik aan dat u eerst een afzonderlijke tekening maakte. Poseerde die persoon ook nog eens tijdens het schilderen?
10. Hebt u ooit een schilderij gemaakt zonder een bepaalde bestemming of zonder dat u er een opdracht voor kreeg?
Lorne Campbell
1. First break the news that his paintings of the Justice of Trajan and the Justice of Herkinbald, painted for the Town Hall of Brussels, have been destroyed. Please tell us as much as you can remember about them.
2. Show the tapestry of Trajan and Herkinbald (Historisches Museum, Berne). What are the main differences between this and your paintings for the Town Hall?
3. What was your position in the workshop of Robert Campin?
4. Where was your workshop and how did you organise your team of assistants?
5. Show the Prado Descent from the Cross. Would you agree that this was the best thing that you ever did?
6. Explain what your intentions were in presenting in this way the Descent from the Cross.
7. Show the Escorial Crucifixion and explain about the damages that it has undergone. Did you enjoy working on this without interference from a patron?
8. Show the Washington Portrait of a Lady. Tell us about her and about how you painted her.
9. Tell us about your painting (which went to Genoa and which we know only from a very short description by Bartolommeo Facio) of the woman sweating in her bath, with a puppy near her and two youths peering at her through a chink.
10. Did you go to Italy? If you did, what were your impressions of the country and its art?
Griet Steyaert
1. Ziet u zichzelf als een kunstenaar of als een ambachtsman?
2. De figuren in de Kruisafneming (Prado, Madrid) zijn opgesteld in een bak. Het is een vergulde bak die we kennen van gesneden retabels. Stellen deze figuren levende wezens voor of gepolychromeerde beelden? De figuren zijn eigenlijk te groot voor de bak. Doet u dit bewust, om een spanning te creëren die het beeld sterker, dramatischer maakt?
3. Hoeveel tijd nam het vervaardigen van de Kruisafneming in beslag?
4. Hoe groot is de oppervlakte van uw atelier? Kan u de indeling beschrijven? Wat staat er? Hoeveel mensen werken er en hoeveel mensen schilderen daadwerkelijk mee?
5. Hoeveel schilderijen hebt u gedurende uw loopbaan vervaardigd en van welke houdt u het meest?
6. Hebt u boeken? Welke?
7. Uw zoon, Pieter Van der Weyden zal u opvolgen. Kan u zijn werk beschrijven? In hoeverre verschilt het van het uwe? (De meester van de St. Catharina Legende zal later vereenzelvigd worden met deze zoon.)
8. Vertel ons over uw leertijd, welke schilders kende u persoonlijk?
9. Op de buitenluiken van de Bladelin-triptiek (De Vos, cat. nr. 15) is een Annunciatie geschilderd die duidelijk van een andere, zwakkere hand is. Werd deze schildering in uw atelier vervaardigd? Door wie? En zoniet, werd deze schildering dan later aangebracht? Hoe ging dit in zijn werk?
10. In het Retabel van de Zeven Sacramenten (De Vos, cat. nr. 11) zijn tien koppen op een intermediare drager van tinfolie geschilderd en opgekleefd. Waarom werd dit gedaan?
Montagne de Miel, 4 juni 2008