ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS
______________________________________
Hans Theys
LIGHT BLUE LIGHT
Een fraaie, delicate tentoonstelling is dit geworden, waarin drie kunstenaars elkaar ontmoeten en de tentoonstellingsruimte omtoveren tot ademruimte. Een nieuwe intelligentie vinden we hier, buiten bereik van de trieste koningen van het alfabestaan: de houten mens, de schoolmeester en het kantoormeubel.
Ik heb al veel mooi en boeiend werk gezien van Hannelore Vandepoel (°1992): een niet-oppervlakkig, grappig en vindingrijk kunstenaar. Spookachtige stillevens opgeroepen met het computerprogramma GardenPlanner. Omzichtig gesculpteerde voorwerpjes waarin we de gestileerde beeltenis van vruchten, zachte dieren of luie, grote keien herkennen. De lichte kleuren van het gebruikte ‘styrodur’ ontmoeten het verduldige polijsten van de steenkappers van weleer. Een overstegen zwaarte vinden we in haar werk: een zwijgend zweven. Stillevens lijken het, die van ver doen denken aan De Chirico, maar van dichtbij aan die vreemd stille werelden waarin sommige games zich afspelen: niets leeft echt, maar het wil er wel schattig uitzien. En als er iets beweegt, dan is het op een repetitieve manier, als een fontein waarvan alle druppels telkens op dezelfde manier naar beneden tuimelen. Een nunc stans, een eeuwig stilstaan. Niet als een verstikkende ervaring, maar als adempauze, als een Japanse Zen-tuin waarin de beweging bevroren is, als verstilde bespiegeling over het eeuwige broeien en tanen. Adempauzes.
Het werk van Nienke Baeckelandt (°1989) wekt aandacht voor het onooglijke: kleurvelden die je alleen vanuit een bepaalde hoek ziet, brokjes doorzichtig glas die door onze bewegingen zichtbaar of onzichtbaar worden en van kleur veranderen. Allicht heeft ze de glasbrokjes die ze hier op het raam kleefde in nieuwe constellaties – zoals Mallarmé en Benjamin het genoemd zouden hebben – gevonden op straat. En allicht zag ze in deze korrels het licht van zon, sterren, lichtreclame of straatlantaarns weerspiegeld. Want haar blik gaat naar het voorwerp zelf, maar ook naar de werelden die erin weerkaatst worden. (Niet zoals Thales, die in een put struikelde omdat hij wandelend naar de sterren keek.) Vroeger versnipperde ze papier, en liet ze de neergedwarrelde snippers nieuwe patronen tekenen op de vloer. We begrijpen waarom ze op een dag de veelvuldige verschijningen van op de grond liggende glaskorrels opmerkte. Traag duwt ze haar manier van kijken door de wereld, af en toe nieuwe materialen ontmoetend, en ons telkens weer verbazend.
In de schilderijen op papier en doek van Victoria Parvanova (°1993) worden transparante versies van hoge en lage cultuurwerelden op een nieuwe manier naast elkaar gelegd, af en toe voorzien van een kleurvlek. Lijntekeningen roepen de gelaatstrekken op van beroemde YouTubers, fotomodellen of gefortuneerde dames die zichzelf vertolken in eindeloze realityshows en worden aangevuld met toonbeelden van de Franse haagsnoeikunst, gestreepte luifels van Newyorkse hotels of andere architecturale elementen die een neo-neo-classicistisch schoonheidsgevoel oproepen. Tegelijk herkennen we de kleurboeken waarin het kind de avonturen van Barbie zelf mag inkleuren. Niets is wat het lijkt. Het is een feest van de oppervlakte, die haar diepte toont. En zo dient Parvanova op oneerbiedige wijze het Platoonse ideaal van de schoonheid die samenvalt met het ware en het goede.
Hans Theys, Montagne de Miel, 21 juli 2020