ESSAYS, INTERVIEWS & REVIEWS
_____________
Hans Theys
De gouden tor
Gevraagd naar de bewegingen onderliggend mijn bijdrage aan de gouden tentoonstelling, met name een exemplaar van ‘Le scarabée d’or’ van Edgar Poe, vertaald door Charles Baudelaire, goedkoop maar mooi uitgegeven (met nietjes), met een kaft die in de ondergaande zon oplicht als het puurste goud (dat, zoals wij weten, in het zonlicht ontastbaar wordt en als een ongrijpbaar atomair wemelen voor onze ogen nevelt), gevraagd naar mijn beweegredenen, bedoel ik, graaf ik ten diepste in mijn hart en ziel, en graai daar naar mijn blootste broosheid, bekennend dat ik bij het lezen van dit boekje als een onbeschaamde kijkster genoten heb van het onstuimige gezelschap van enkele kinderlijke mannen (Legrand, Jupiter, Poe en Baudelaire) die samen een wild en teder avontuur beleven, Baudelaire zich lavend aan de jongensachtige eenvoud van het relaas, die hem zeer bevrijdend moet hebben toegeschenen, en zeer modern, ontsnapt reeds aan de negentiende eeuw en wonend in een ongeletterde, luchtige en concrete toekomst, zoals wij al kunnen aflezen van de oorspronkelijke titel, ‘The Gold Bug’, beduidend minder verheven en ouderwets dan het Fransche ‘scarabée’, en alluderend op het domme knorren van de tor, het Middelnederlandse ‘buggeren’, dat kontneuken betekende en het hedendaagse ‘to bug’ en ‘bugger’, dat in het Engels niet veel beter betekent. Vreemd is het voor een moderne vrouw te toeven temidden dergelijk koddige gezelschap, dat nergens de schijn van waardigheid ophouden kan, maar zich onophoudelijk blootgeeft als een kwetsbaar trachten naar meer, zo kenmerkend voor de mannetjesdieren van onze soort, zo aandoenlijk en schattig, dat ik er vrolijker van word.
Carla Van Campenhout, Fontaine d’Amour, 14 december 2021