Hans Theys is een twintigste-eeuws filosoof en kunsthistoricus. Hij schreef en ontwierp tientallen boeken over het werk van hedendaagse kunstenaars en publiceerde honderden essays, interviews en recensies in boeken, catalogi en tijdschriften. Al deze publicaties zijn gebaseerd op samenwerkingen of gesprekken met de kunstenaars in kwestie.

Dit platform werd samengesteld door Evi Bert (M HKA / Centrum Kunstarchieven Vlaanderen). Het kwam tot stand in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen (Onderzoeksgroep ArchiVolt), M HKA, Antwerpen en Koen Van der Auwera. Met dank aan Idris Sevenans (HOR) en Marc Ruyters (Hart Magazine).

Joost Pauwaert - 2025 - Een apocalyptische triomftocht [NL, interview]

10 p.

 

 

 

 

___________________________

Hans Theys

 

 

Een apocalyptische triomftocht

 

Enkele woorden 

over een kinetisch geval

 

Inleiding

 

Op zaterdag 26 oktober 2024, de dag waarop Joost Pauwaert een bevreemdende stoet door het Gentse stadscentrum wil laten trekken, vraag ik hem om elf uur ’s ochtends of ik iets kan doen. ‘Jazeker,’ luidt zijn eerste bericht. En dan volgen er nog twee: ‘Kom gerust af.’ En: ‘We zitten tussen Kwaadham en Sint-Baafs.’ Als mijn tienjarige dochter Oona en ik arriveren, vraagt hij haar of ze de mobiele sculpturen wil versieren met ballonnen. Hij toont hoe ze de gasfles kan bedienen, legt een knoop in een ballon en bindt er een touwtje rond. ‘Je mag ze hangen waar je wil,’ zegt hij. Ik krijg een haspel aangereikt. Of ik voor de elektriciteit kan zorgen? Ik loop de kathedraal in en zoek een stopcontact met aarding. Daarna word ik uitgenodigd een ambulante klokkentoren te versieren met klimop, snijbloemen en ballonnen. De activist 
en fotograaf Martijn De Meuleneire komt helpen. Oona reikt ons verse ballonnen aan. 

     Langzaam krijgt de stoet vorm. Pauwaert wandelt rustig heen en weer, toont gestaag arriverende vrijwilligers hoe ze bommetjes aan elkaar moeten knopen en lost technische problemen op. Op een boerenkar wordt een tweepotige galg opgericht die uiteindelijk een hangende muurpiano zal moeten dragen. De mannen die hiermee bezig zijn, hebben ladders, maar zien niet hoe ze de dwarsbalk tegelijkertijd kunnen omhooghouden en bevestigen. Pauwaert wipt op de kar, pakt de twee driehoekige oksels die de dwarsbalk later zullen ondersteunen en schroeft ze voorlopig vast op heuphoogte, zodat hij erop kan staan om de dwarsbalk te bevestigen. Nooit heb ik iemand sneller ad-hocbeslissingen zien nemen, improviserend, efficiënt, rustig, goedgeluimd.

     Drie uur later heeft de stoet zich geruisloos opengevouwen, als een blad uit een knop. Voorop lopen twee trommelaars, dan volgt een lange, op wielstelsels liggende raket die bestuurd wordt door Pauwaerts vader en de kunstenaar Willem Boel, uitgedost met pitteleer en bolhoed. Een stoet mini-auto’s wordt voortgetrokken door Pauwaerts dochter Rho. Vrienden dragen goudkleurige vlaggen. Indrukwekkend volhardende kunstenaars proberen de rollende klokkentoren, die geen draaiende wielen heeft, schommelend van richting te doen veranderen, over de tramsporen en de kasseien. De jonge fotograaf Francesco Coniglione en ikzelf besturen de zware galgenkar met bungelende piano. De kar wordt voortgeduwd door drie krachtpatsers onder wie de kunstenares Alexia Rogiest en de onvermoeibare schilder en performance-kunstenaar Karel Thienpont. Nooit eerder zag ik zoveel kunstenaars samenwerken aan één kunstwerk. Er zijn geen wrijvingen. Iedereen schijnt vanzelf een plaats in te nemen die hem, haar of hun bevalt. Oona draagt een gouden vlag. Ze heeft zich losgemaakt van de andere vlaggendragers, zie ik. De wind rukt aan de lange bamboestok. Ze houdt het heel lang vol. 

     Het laatste uur hebben zich steeds meer toeschouwers rond ons verzameld. De moedigsten vragen ‘waar het over gaat’, ‘wat de bedoeling is’, ‘of ze foto’s mogen maken’, ‘of dit gepland is’, ‘of dit deel uitmaakt van een officieel programma’, ‘of er ergens informatie over te vinden is’. Ze zijn aangenaam verward. Ze voelen zich aangetrokken tot het ongewone, maar zijn op hun hoede. Waar is de valstrik? Gaat het hier om een gek die de oorlog verheerlijkt of een pacifist die een onbeholpen aanklacht vormgeeft? Er gaan veel vragen rond, zonder antwoorden te ontmoeten. 

     Als de stoet zich in beweging zet, staat er een haag van mensen die blijft groeien naarmate de stoet vordert. Iedereen maakt zich los van zijn, haar of hun bezigheid en komt naderbij om de dingen beter te kunnen zien. Gelegenheidsfotografen vlechten zich doorheen de stoet om beelden te maken. De trommelaars geven de pas aan, uit de raket komt zwarte smoor, de klok galmt, de gouden vlaggen wapperen met een knetterend geluid, de piano bengelt en doet de boerenkar vervaarlijk overhellen. Vuurwerk spettert, een ontploffing veroorzaakt een paddenstoelvormige wolk. Pauwaert wandelt heen en weer, steekt het buskruit en het vuurwerk aan, wijst op gevaren. Halverwege komt de stoet tot stilstand en wordt het touw doorgesneden dat de piano in de hoogte houdt. Het instrument komt met een klap neer op de kar, de stoet trekt zich opnieuw op gang.

     In mei 1989, zesentwintig jaar oud, hielp ik Panamarenko met de opbouw van zijn solo in het M HKA toen hij voorstelde de Sinksenfoor te bezoeken, een verzameling kermisattracties op een nabijgelegen plein. Door die naadloze overgang zag ik een overeenkomst tussen de tintelende tentoonstelling (met de motten in het riet die hij voor mij liet trillen) en de vele kramen met bewegende onderdelen, het gedruis, geknal en geloei van de attracties, de mengeling van zure of vettige geuren en goedkope parfums, de kreten, de flarden muziek en verwaaide gesprekken. Het geheel kwam op me over als een levende verzameling van honderden kinetische sculpturen van Tinguely en klapwiekende, brommende of ratelende tuigen van Panamarenko, zich rond mij afspelend als een opera van Puccini of een film van Fellini. Meelopend in Pauwaerts apocalyptische triomftocht herinner ik me deze oude dagdroom en stel verheugd vast dat hij zich verwerkelijkt heeft. 

     Na achthonderd meter stappen, sleuren, wrikken, schrikken, duwen, luisteren en genieten, belandt de stoet bij de driedubbele ruimte van galerie Barbé, die stapsgewijs gevuld wordt met de versleepte tuigen. Er hangen al enkele beschilderde foto’s van zelf gefabriceerde paddenstoelwolken en een zwarte drone met groene lampen. Er staat ook een lange sokkel, waarop de sliert blikken auto’s geparkeerd wordt. De grote raket past precies in de middelste ruimte. Een tentoonstelling als parkeerplek. 
De mooiste happening, de mooiste tentoonstelling die ik ooit heb gezien. Ik ben in de wolken. 

 

Gesprek

- Vandaag is het 25 februari 2025, precies vier maanden na de optocht. Tijd om je te vragen waar het verlangen naar dit kinetische totaalbeeld vandaan kwam, voor je het vergeten bent. Zo gesteld is het wel een dwaze vraag, geef ik toe. Niemand wil weten waar onze verlangens vandaan komen. Naar welk beeld was je op zoek, bedoel ik. Wat wilde je zien, ervaren?

Joost Pauwaert: Voor zover ik me kan herinneren komt het beeld voort uit twee verschillende momenten. Tijdens het lezen van een boek over Napoleon besefte ik ineens dat de doortocht van een leger een adembenemende gebeurtenis moet zijn geweest voor mensen die voor het overige weinig spectaculaire dingen meemaakten, nooit pretparken bezochten en geen opera’s of voetbalwedstrijden in stadions bijwoonden. Ze hingen uit hun raam, ze stonden langs de straat. Er waren veel verschillende uniformen en paarden met hun eigen versierselen en tuig, er was een muziekkapel, er was de tros met zijn kabaal van potten en pannen. Dat moet heel indrukwekkend geweest zijn. 

     De tweede inval kwam er tijdens het herhaaldelijk voorlezen van een muzikaal boek. Het lievelingsboek van mijn zoon Francis is Peter en de wolf. Elke pagina heeft een eigen muziekfragment. Ik merkte dat hij altijd heel enthousiast was over de stoet aan het einde. Peter loopt daar samen met het vogeltje, de wolf is gevangen, de grootvader moppert en de jagers lopen mee. Ze maken veel lawaai, het is een vrolijke optocht, alle personages en muziekinstrumenten komen samen. Zo kwam ik op het idee de doortocht van een leger te combineren met een vrolijke stoet.

- Ik begrijp de wens een soort van ambulante pretpark-opera op te zetten, voor jezelf en voor anderen, maar als 
ik heel kritisch probeer te zijn, zoals van mij verwacht wordt door de antropologen van de toekomst, moet ik je vragen of hier meer aan de hand is dan een soort van jongensachtige spektakelzucht.

Pauwaert: Ik ben onlangs tot de bevinding gekomen dat elk goed kunstwerk bestaat uit energie. Toen ik terugkwam uit Londen, vorig jaar, en ik je vertelde over een indrukwekkende schets van Rubens die ik had gezien, wist je meteen over welk werk het ging.

- ‘Een leeuwenjacht’ in de National Gallery.

Pauwaert: Toen ik dat onafgewerkte ding zag, vol wilde energie, moet ik eenzelfde ervaring gehad hebben als Rothko, die bij het zien van half afgewerkte schilderijen van Turner bedacht dat hij ook zoiets wilde maken.

- In alle leven leidt overtollige energie, in de vorm van driften, tot meer levensvatbare vormen, die voortvloeien uit een ontmoeting tussen de sluimerende mogelijkheden van het organisme en de veranderende omgeving. Von Humboldt noemde dat ‘vormzucht’. Nietzsche heeft dat beeld van hem overgenomen, maar een onhandige naam gegeven. Mijn excuses voor het toevoegen van deze opmerking aan jouw omschrijving van een geslaagd kunstwerk als belichaamde energie, die ik zinvol en bevrijdend vind.

Pauwaert: Soms is de energie vreugdevol, soms agressief, maar zonder energie geen kunstwerk.

- Vermoedelijk is niets achterlijker en verachtelijker dan nationalisme, vaderlandsliefde, oorlogszucht en heldenverering. Je bent geen macho. Vanwaar de aanwezigheid van wapens in deze optocht en in je werk in het algemeen? Zojuist sprak je over een ‘wilde energie’ die je hebt aangetroffen bij Rubens. Mensen die voor het eerst kennismaken met je werk, zien soms alleen maar agressie. 

Pauwaert: Omdat ze niet zorgvuldig kijken. 

- Maar wat ontgaat hun dan?

Pauwaert: Grappige details, anomalieën, paradoxen, contradicties, dubbelzinnigheden. Tijdens de optocht hoorde ik een vrouw zeggen dat we de oorlog verheerlijkten. Maar een andere vrouw antwoordde haar dat we de mensen misschien wilden waarschuwen. Zoals je weet ben ik oorlogsfotograaf geweest. Niets is hopelozer dan die georganiseerde moordpartijen. Maar wapens, tanks, vliegtuigen en raketten zijn ook heel mooie toestellen.

- Volgens Le Corbusier is een vliegtuig mooi omdat het moet kunnen vliegen. De schoonheid komt voort uit de natuurwetten. De mechanica van wapens is functioneel. Ik denk dat ook kunstwerken zich onderscheiden door hun economie. Hun vorm is noodzakelijk: economisch, minimaal en leesbaar. Ook in een barok werk.

Pauwaert: Als je op een rustige manier kijkt naar de grote raket die de stoet opende, zie je geen raket, maar een sculptuur. Door het geblutste uitzicht, de patine, het gebruikte materiaal.

- De raket ziet eruit alsof ze vaak gebruikt is. Ze doet denken aan een relikwie, als een vreemd voorwerp dat, neergestort in een oerwoud, door de plaatselijke bevolking wordt vereerd. Door haar omvang en hoogte doet ze ook denken aan een prijsbeest dat op een jaarmarkt schouder aan schouder paradeert naast de veehouder.

Pauwaert: Koper is ongeschikt als materiaal voor een raket. Daar begint het al mee. Bovendien is de raket gezandstraald, waardoor ze een pokdalige huid kreeg. Door die huid leek het alsof ze een tijd op de bodem van de oceaan had gelegen en aan overdruk blootgesteld was. De kwaadheid was eruit. Het was een ongrijpbaar poëtisch object geworden. Daarna heb ik er een klassieke bronspatine op aangebracht door er kopernitraat op te bakken met een varkensbrander. In plaats van een levende, dreigende raket werd het een dof relict. Het is de eerste sculptuur die ik voor de optocht gemaakt heb. Ik weet niet meer waarom ik eraan begonnen ben. Ik denk dat ik een vaag beeld had van een soort van Sovjetparade.

- Wat is een varkensbrander?

Pauwaert: Zo’n gastoorts waar je roofing mee smelt. Je kan er ook de haren van een varken mee verbranden. Vroeger deden ze dat met stro.

- Heb je dat wel eens gedaan?

Pauwaert: Ja. Ik heb enkele jaren volledig zelfvoorzienend geleefd. Ik had twee kleine kinderen, zoals vandaag, en woonde in een hoveniershoeve, ook zoals vandaag. Ik had een eigen moestuin, kweekte aardappelen en kocht elk jaar twee biggen om vet te mesten. Zo kwam ik erachter dat je wel zelfvoorzienend kan zijn, maar dat je geen tijd overhoudt om iets anders 
te doen.

- Vandaag slacht je geen dieren meer. Je bent vegetariër.

Pauwaert: Toen ik je grote boek over Panamarenko las, vond ik een passage waarin je schrijft dat sommige kunstenaars duidelijk opgegroeid zijn in een verwilderde boomgaard of in een groot park zoals het Rivierenhof in Deurne. Daaruit komt volgens jou hun behoefte voort een soort van levende ruimte te scheppen. Daarin kon ik mezelf herkennen. Als zelfbedruipende keuterboer, maar ook als kunstenaar.

- Zo keren we terug naar de optocht. Voorop liepen twee trommelaars. Echte muzikanten, zo leek het.

Pauwaert: Ja. De ene is drummer, de andere is tenor en cellist. Ze gaven de pas aan.

- Achter hen kwam de raket, die aan de neus voortgeduwd en gestuurd werd door twee mannen: je vader en de kunstenaar Willem Boel, die een bolhoed en een pitteleer droeg. Ik vond die uitrusting heel bijzonder, omdat je nog minder begreep wat de bedoeling van de optocht was. Waarom was hij zo gekleed?

Pauwaert: Ik had alle vrijwilligers gevraagd of ze zich konden kleden als voor een begrafenis. ‘Niet de begrafenis van een familielid,’ had ik geschreven, ‘maar van een vooraanstaand persoon’. Ze zijn zelf op het idee gekomen oubollige pakken te dragen.

- Vooraan werd de raket ondersteund door een mooi wiel, dat veel te groot leek en daardoor een grote degelijkheid uitstraalde, alsof je het had losgemaakt van een echt vliegtuig.

Pauwaert: Het voorwiel van Toeterkar, een tijdelijk kunstwerk op basis van een driewielige, negentiende-eeuwse mestkar. De twee achterste wielen van de raket kwamen van een oude aanhangwagen die misschien afkomstig was 
van het leger, want hij was groen.

- Er kwam een zwarte rookpluim uit de raket.

Pauwaert: Achterin had ik zwarte rookbommen aan elkaar gekoppeld.

- Na de raket kwamen marcherende soldaten, in de vorm van zelfgemaakte, hangende poppen.

Pauwaert: Ik wilde graag Napoleontische soldaten laten meemarcheren. Er bestaan veel mensen die graag meedoen met re-enactments van veldslagen, maar ze zijn moeilijk te motiveren voor een afzonderlijke gebeurtenis. Ze leven graag naar een specifieke slag toe. Daarom heb ik stropoppen gemaakt die aan een soort van takel hingen zodat ze voor een boerenkar bungelden. Het waren Napoleontische grenadiers met een berenmuts. Op de kar zelf stond een grote bruidstaart van witgeschilderde plooitriplex die bekroond werd met een soldatenkop. In die kop zat een kilo buskruit die ik heb laten ontploffen. De kar produceerde ook een wit rookgordijn dat aan mist deed denken. Ik heb enkele filmbeelden gezien waarop het lijkt alsof de soldaten door de mist marcheren. Als er één beeld is dat ik vooraf had bedacht, dan is het dat.

- Hoe ontstond het beeld van de sliert blikken auto’s?

Pauwaert: Bij heftige betogingen of straatrellen worden soms auto’s in brand gestoken. Het was de bedoeling dat de auto’s zouden branden, maar ik was vergeten ze te vullen met brandbaar materiaal: hout en vuurwerk. Oliver heeft er nog snel krantenpapier in gepropt, maar dat was natuurlijk niet voldoende.

- Hoe heb je de auto’s gemaakt?

Pauwaert: Ze bestaan deels uit staalplaat en deels uit aluminium, geknipt met een blikschaar, gehecht met rivetten en gespoten met alkyd-lak. De multiplex wieltjes zijn gemaakt met een klokboor, de andere zijn rommelmarkt-vondsten. De Range Rover moest zware, lompe wielen hebben, de Peugeot 205 kleine, grappige wieltjes. Er was ook een Renault Espace. En een Rolls Royce-limousine.

- Dan volgde een sculptuur die bestaat uit een soort van bom bevestigd op de drager van een autootje of paard dat je door het invoeren van een muntstuk in beweging kan brengen, meestal bij de uitgang van een supermarkt.

Pauwaert: Een Kiddie Ride.

- Dat werk deed me denken aan Baron von Münchhausen die meevliegt met een kanonskogel. En aan Stanley Kubrick.

Pauwaert: De bom is gemaakt van geplooid en gerivetteerd aluminium op een houten ondergrond. Het geheel stond op een kar. Een andere sculptuur, die deed denken aan een bom uit de Tweede Wereldoorlog, lag op het onderstel van een kinderkoets uit de jaren zestig. Ze is gemaakt van gebraseerd koper en stukken uit boilers, gezandstraald en gepatineerd.

- Dan was er een sculptuur met een paardenhoofd dat een zwaailicht torste.

Pauwaert: De paardensculptuur Friedland (genoemd naar een paard van Napoleon) bestaat uit een compressorvat dat rust op het onderstel van een kinderkoets. Daarop heb ik een bronzen paardenhoofd bevestigd, gevonden bij het oud ijzer. Dat heb ik gezandstraald en donker gepatineerd. Het compressorvat heb ik geblauwd zoals ze wapens blauwen: je stookt het metaal warm en smeert het in met lijnolie. De gloeilamp heb ik zelf rood geschilderd.

- Voor een andere sculptuur heb je een compressor gecombineerd met blaasinstrumenten.

Pauwaert: Jachthoorns en jachttrompetten. Het was de bedoeling het vat te vullen met lucht en door de trompet te laten blazen, maar de druk was veel te hoog en ik ben er niet toe gekomen een systeem te bedenken om de druk te verlagen. De instrumenten komen voort uit Peter en de wolf.

- Dan was er de rollende klokkentoren die onderaan ook een sirene en de smeulende houten mal van een kanonsloop bevatte.

Pauwaert: De kar van de rijdende noodtoestand. Die komt voort uit het idee dat mensen vroeger alarm sloegen en plechtige of heuglijke gebeurtenissen vierden met klokgelui en kanonschoten. Ik wilde die dingen verenigen in een mobiel gebeuren. Eerst wilde ik er verschillende bronzen klokken in hangen, maar die bleken heel duur te zijn. Ik heb dan één klok gekocht, vervaardigd in 1948, 120 kilo en een mooi geluid. Omdat er geen klepel bij was, heb ik er zelf een gemaakt met een gietijzeren kanonskogel van zeven kilo die neerhing rond een schroefdraad van 20 mm. Maar omdat er onderaan geen borgmoer op zat, draaide die bal zichzelf los. Ik heb het net op tijd gezien, anders was hij naar beneden gedonderd. Nadien moesten we voortdurend naar de klok klimmen om de moer aan te draaien. Onlangs zag ik Fitzcarraldo van Werner Herzog. Daarin komt een scène voor waarin het hoofdpersonage in de kerktoren klimt en als een gek met de klok rammelt om te eisen dat zijn opera wordt opgevoerd. Dat wil ik ook eens doen. Als oorlogsfotograaf heb je een geweldig excuus om aanwezig te zijn op plekken waar je niet thuishoort. Eigenlijk creëer ik voortdurend situaties waarin ik dingen mag doen die normaal niet kunnen of mogen.

- Zelf stond ik met Francesco Coniglione aan het roer van de boerenkar met de heen en weer schommelende, hangende piano. Je was bang dat de kar in een bocht zou kantelen. Het werk deed me denken aan een galg of guillotine.

Pauwaert: Ik wilde het er niet laten uitzien als een galg, maar als je louter functioneel denkt kom je vanzelf uit bij die vorm. Galgen hebben een minimale constructie. Geweerkolven, kanonslopen en stelen van kookpannen werden vroeger versierd, maar galgen niet, bij mijn weten. De vallende piano komt uit tekenfilms, 
hij is verwant met vallende aambeelden.

- Je vertelde dat je aangenaam verrast was door het geluid van de goudkleurige vlaggen.

Pauwaert: Wapperende warmtedekens van mylar als poëtische interventie. Dat idee heb ik gestolen van Cosco, die ooit zo’n deken als vlag heeft gebruikt.

- Na de tocht werden de werken geparkeerd in de galerie. Dat vond ik fantastisch. Daardoor kreeg de hele onderneming iets functioneels: de werken moesten naar de galerie gebracht worden. Waarom niet te voet? 
De week voordien had je alle mogelijke ruimtelijke oplossingen uitgeprobeerd, waardoor de werken meteen geplaatst konden worden. Magisch. De raket paste precies in de centrale ruimte, toegankelijk via een brede deur. Achterin hing ‘Paraluminor’: een zwarte drone met onderaan groene lampen. Een prachtwerk.

Pauwaert: Eigenlijk was het de bedoeling dat Paraluminor meeging in de stoet, omhooggehouden met heel lange stokken. Maar het werk was te zwaar en tegelijk te broos om door verschillende lopende mensen omhooggehouden te worden.

- In de galerie hingen ook enkele beschilderde foto’s van een paddenstoelwolk. Misschien kan je iets vertellen over die experimenten?

Pauwaert: Tijdens de stoet heb ik ook een paddenstoelwolk gemaakt, toen het hoofd van de taartsoldaat ontplofte. Tijdens A New Study for the End of the World had ik toevallig een paddenstoelwolk opgewekt met een bom van een halve kilo buskruit. Dat zag ik op de foto’s, waarvan ik er sommige overschilderd heb. Toen ik nog eens zo’n wolk wilde maken, bleek dat niet zo eenvoudig. Voor een echte paddenstoelwolk heb je enkele tonnen TNT nodig. De opstijgende warme gassen nemen stof en andere rotzooi mee naar boven tot ze door de afkoeling dezelfde temperatuur krijgen als de omgeving en beginnen te dalen. Als je zo’n effect wil bereiken met een kilo buskruit krijg je onder andere problemen met de wind. De ontploffing mag ook niet te krachtig zijn, want dan krijg je een stervormige explosie. Het is me wel een paar keer gelukt. 

- Achterin de ruimte stond een sculptuurtje dat bestaat uit opgestapelde, kleine aambeeldjes. Bovenop zit een konijntje. Een sculptuur van je dochtertje Alice.

Pauwaert: Onze tuin ligt vol aambeelden, kanonskogels en aan elkaar gelaste hamers. De kinderen imiteren mij natuurlijk. Alice had de aambeeldjes op elkaar geplaatst en een soort van Brancusi-toren gemaakt. Ik heb er het konijntje aan toegevoegd.

 - Zou je tot slot nog iets willen vertellen over de fontein die je vorige week hebt gemaakt?

Pauwaert: Vorige zomer bezocht ik de plek in Duitsland waar ik ben opgegroeid. Liggend aan het zwembad, de geur van het nabijgelegen frietkot opsnuivend, kreeg ik een Proustiaanse flashback. De geuren van chloor en smorend vet die samenkomen! Twee walgelijke geuren die je onmogelijk kan combineren, maar samen een mooie herinnering oproepen. Zo kwam ik op het beeld van twee fonteinen, die elk hun eigen geur zouden voortbrengen, of één fontein die beide geuren tegelijk zou produceren. Dat kan natuurlijk niet. Water dat in contact komt met kokend frietvet verandert onmiddellijk in stoom die bij het opstijgen vetdeeltjes meeneemt en makkelijk kan veranderen in een steekvlam. De friteuses moesten dus ver weg staan van de brandweer. Omdat ik een grote fontein wilde, kocht ik een stapel I-profielen die ik zonder voorbereidende schets aan elkaar laste met de hulp van een verreiker. Mensen bouwen graag torens. De noodzaak bovenin water op te slaan bracht me bij olievaten. Daar schoot ik gaten in. Er was ook een waterval-riviertje dat naar beneden liep over een profiel. Omdat de kinderen die kwamen kijken er allerlei troep in gooiden – takjes, aarde, bladeren – raakte alles verstopt, waardoor het water begon over te lopen en een pomp die droogliep versmoorde. Het was prachtig.

 

 

Montagne de Miel, 25 februari 2025